De betekenis van het schriftelijk euthanasieverzoek wordt verduidelijkt in een recent verschenen handreiking van de ministers van Volksgezondheid en Veiligheid & Justitie.

De handreiking schriftelijk euthanasieverzoek geeft patiënten en artsen inzicht in de mogelijkheden en moeilijkheden rond het opstellen en gebruik van het schriftelijk euthanasieverzoek. Met de handreiking willen de ministers een einde maken aan de maatschappelijke onduidelijkheid over de (on)mogelijkheden van euthanasie bij onder andere dementie. Artsen kunnen patiënten en familie met vragen hierover wijzen op de hier geboden uitleg. De handreiking is opgesteld door een ambtelijke werkgroep ‘Schriftelijke wilsverklaring bij euthanasie’, waar ook de KNMG( Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) deel van uitmaakte.

Hoe stel ik een wilsverklaring op?

In een wilsverklaring legt u wensen vast voor uw medische behandeling of levenseinde. Bijvoorbeeld over reanimeren. Een wilsverklaring is voor situaties waarin u niet meer over dit soort beslissingen kunt praten met de arts. U kunt zelf een wilsverklaring opstellen of u kunt een standaardwilsverklaring gebruiken. Bespreek uw wilsverklaring altijd met uw (huis)arts. Het is ook belangrijk om uw naaste familie op de hoogte te stellen van uw wensen.

zie ook de website van de rijksoverheid:  

RIJK

EUTHANSIE en DEMENTIE

Dementie is op zichzelf geen reden om een euthanasieverzoek in te willigen. De patiënt zal duidelijk moeten maken wat voor hém in deze situatie het lijden ondraaglijk maakt. Het is daarom van het grootste belang dat arts en patiënt hierover tijdig met elkaar in gesprek gaan.

In het algemeen kan euthanasie alleen plaatsvinden in de beginfase van dementie, wanneer de patiënt nog in staat is met de arts te communiceren over de euthanasiewens en de ondraaglijkheid van het lijden. Het lijden bestaat in deze fase vaak uit het ervaren van geestelijke aftakeling en het verlies van onafhankelijkheid of de angst daarvoor. Een schriftelijke euthanasieverzoek kan dan behulpzaam zijn, omdat de geestelijke vermogens van de patiënt sterk kunnen wisselen en afnemen. Om die reden raadt de KNMG artsen aan om tijdig een onafhankelijk consulent, vaak een SCEN-arts, te raadplegen.

Bij patiënten met gevorderde dementie is de afweging of voldaan is aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen voor euthanasie veel complexer. Veel patiënten met gevorderde dementie lijken immers niet meer te lijden aan de dementie of hun situatie. Patiënten geven in die situatie vaak met woord of gebaar ook aan dat zij geen euthanasie meer willen. De uiting van de patiënt op dat moment zal door de arts over het algemeen belangrijker worden geacht dan wat de patiënt daarover eerder in een schriftelijk euthanasieverzoek heeft opgeschreven.

Artsen mogen geen euthanasie uitvoeren als niet duidelijk is dat de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk lijdt. Als er bij patiënten met gevorderde dementie geen uiterlijke tekenen van lijden zijn mag de euthanasie dan ook niet meer uitgevoerd worden, ook niet als de patiënt van tevoren een schriftelijke wilsverklaring heeft opgesteld. Er kan dan immers niet meer worden vastgesteld of voldaan is aan het criterium uit de euthanasiewet van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. In die gevallen zal de schriftelijke wilsverklaring vooral een richtsnoer voor de arts zijn om levensverlengende behandelingen niet meer te starten of die te staken.

Uitzonderlijke situaties

Er kunnen zich echter zeer uitzonderlijke situaties voordoen waarin de patiënt naast de dementie ondraaglijk lijdt aan bijkomende lichamelijke klachten zoals ernstige benauwdheid of pijn. Ook angst, agressie of onrust kunnen bijdragen aan ondraaglijk lijden. In die zeldzame gevallen kan een arts gehoor geven aan het euthanasieverzoek, ook als de patiënt dit niet meer in woord of gebaar kan bevestigen. Ook in die situaties hechten artsen en toetsingscommissies er echter aan wanneer er als bevestigend te beschouwen verbale en non-verbale communicatie bestaat, zoals knikken, handdrukken, gelaatsuitdrukkingen, klanken, gebaren of uitspraken.

Als een arts niet meer bij de patiënt kan nagaan of de doodswens nog bestaat en of deze ondraaglijk lijdt zal de arts over het algemeen niet bereid zijn de euthanasie uit te voeren. Ook zal een arts over het algemeen niet bereid zijn euthanasie uit te voeren op basis van een schriftelijke wilsverklaring als die daarover niet regelmatig met de patiënt heeft gesproken. Daarom is het van het grootste belang dat arts en patiënt tijdig met elkaar in gesprek gaan over het naderende levenseinde. Ook is het van belang dat een schriftelijke wilsverklaring actueel gehouden wordt, zodat duidelijk is dat de wensen van de patiënt sindsdien niet veranderd zijn en de patiënt weet hoe de arts hier tegenover staat.

OP THUISARTS.NL  STAAT NOG MEER INFO